Beethovens Sonate voor cello en piano nr. 5 werd in 1815 voltooid, gelijktijdig met de sonate voor cello en piano nr. 4. Beiden werden gepubliceerd in 1817 en opgedragen aan gravin Marie von Erdődy (de), een goede vriendin en vertrouwelinge van Beethoven. Tijdens het compositieproces ondervond Beethoven allerlei moeilijkheden, omdat hij overweldigd werd door zijn voortschrijdende doofheid. Het complexe en visionaire karakter van deze cellosonates markeert het begin van Beethovens zogenaamde 'derde periode'. De toenmalige critici wezen op het ongebruikelijke karakter van de stukken, die tegenwoordig een essentieel onderdeel vormen van het basisrepertoire van werken voor cello en piano.