Schwanengesang (Zwanenzang) D. 957, is de titel van een postume liedbundel van F. Schubert. Genoemd door de eerste uitgever, Tobias Haslinger, die het vermoedelijk wilde presenteren als Schuberts laatste muzikale testament aan de wereld. In tegenstelling tot de eerdere Die schöne Müllerin en Winterreise, bevat het instellingen van drie dichters, Ludwig Rellstab (1799–1860), Heinrich Heine (1797–1856) en Johann Gabriel Seidl (1804–1875). Schwanengesang werd in 1828 gecomponeerd en in 1829 gepubliceerd, slechts een paar maanden na de dood van de componist op 19 november 1828. In het originele manuscript in de hand van Schubert werden de eerste 13 liederen in één keer gekopieerd, op opeenvolgende manuscriptpagina's, en in de standaard prestatievolgorde. Alle titels van de nummers zijn van Schubert, aangezien Heine geen namen aan de gedichten heeft gegeven. Franz Liszt transcribeerde deze liederen later voor solopiano. Schubert zette ook een gedicht op muziek met de naam Schwanengesang D. 744 van Johann Senn, dat geen verband hield met deze bundel. De originele namen van de stukken, en hun gebruikelijke vertalingen, zijn:
Schwanengesang (Zwanenzang) D. 957, is de titel van een postume liedbundel van F. Schubert. Genoemd door de eerste uitgever, Tobias Haslinger, die het vermoedelijk wilde presenteren als Schuberts laatste muzikale testament aan de wereld. In tegenstelling tot de eerdere Die schöne Müllerin en Winterreise, bevat het instellingen van drie dichters, Ludwig Rellstab (1799–1860), Heinrich Heine (1797–1856) en Johann Gabriel Seidl (1804–1875). Schwanengesang werd in 1828 gecomponeerd en in 1829 gepubliceerd, slechts een paar maanden na de dood van de componist op 19 november 1828. In het originele manuscript in de hand van Schubert werden de eerste 13 liederen in één keer gekopieerd, op opeenvolgende manuscriptpagina's, en in de standaard prestatievolgorde. Alle titels van de nummers zijn van Schubert, aangezien Heine geen namen aan de gedichten heeft gegeven. Franz Liszt transcribeerde deze liederen later voor solopiano. Schubert zette ook een gedicht op muziek met de naam Schwanengesang D. 744 van Johann Senn, dat geen verband hield met deze bundel. De originele namen van de stukken, en hun gebruikelijke vertalingen, zijn: