Tritt auf die Glaubensbahn (Stap op het pad van het geloof), BWV. 152, is een cantate van JS Bach, gecomponeerd in Weimar voor de zondag na Kerstmis en voor het eerst uitgevoerd op 30 december 1714. De cantate is intieme kamermuziek voor slechts twee stemmen, sopraan en bas, en vier solo-instrumenten. De openingssinfonia in twee delen doet denken aan een Franse ouverture, die Bach met een betekenis had gebruikt in Nun komm, der Heiden Heiland, BWV. 61, een paar weken eerder. Het thema van de fuga is vergelijkbaar met dat van Bachs fuga voor orgel, BWV. 536. De cantate is gescoord voor twee solisten - sopraan en bas - en vier solo-instrumenten: blokfluit, hobo, viola d'amore, viola da gamba en basso continuo. Bach zelf schreef in de bestaande partituur "Concerto à 1 Flaut. 1 Hautb. 1 Viola d'Amour. 1 Viola da Gamba. Sopr. è Baßo coll' Organo." De cantate is de enige cantate van Bach waarin de viola d'amore wordt gebruikt.