De 33 variaties op een wals van Anton Diabelli, Op. 120, algemeen bekend als de Diabelli Variaties, is een reeks variaties voor de piano geschreven tussen 1819 en 1823 door Ludwig van Beethoven op een wals gecomponeerd door Anton Diabelli. Het wordt vaak beschouwd als een van de grootste sets variaties voor toetsenbord, samen met de Goldbergvariaties van JS Bach, en het wordt zelfs beschouwd als een van de grootste pianowerken. Beethovens benadering van het thema is om enkele van de kleinste elementen ervan – de openingsbeurt, de dalende kwart en kwint, de herhaalde noten – te nemen en daarop stukken van grote verbeeldingskracht, kracht en subtiliteit voort te bouwen. Beethoven zoekt geen afwisseling door toonsoortwisselingen te gebruiken en blijft het grootste deel van de set bij Diabelli's C-majeur. Het werk wordt gekwalificeerd als een 'microkosmos van Beethovens kunst', met een ongeëvenaarde behandelvariatie. In zijn Structural Functions of Harmony schrijft Arnold Schönberg dat de Diabelli Variaties "wat betreft hun harmonie het meest avontuurlijke werk van Beethoven verdienen te worden genoemd".