Mozart schreef dit stuk in 1774 en het was de vierde vermelding in zijn concertcatalogus. Het woord concertone komt van het Italiaanse concerto, waaraan een achtervoegsel is toegevoegd om grootheid aan te duiden. In dit geval contrasteert het werk een orkest met een groep solisten (eerste en tweede viool, met frequente optredens van solo cello en hobo). De partituur vraagt om een volledige sectie van twee hobo's, twee fagotten, twee hoorns en twee trompetten, naast pauken en strijkers. Dit stuk vertoont een elegante en versierde stijl en is niet zo vaak te horen in muziekzalen.