Nachten in de tuinen van Spanje (Noches en los jardines de España), G. 49, is een werk van de Spaanse componist Manuel de Falla. Falla was Andalusisch en de muziek verwijst naar het Hispano-Arabische verleden van deze regio (Al-Andalus). Aanvankelijk bedoeld als een reeks nocturnes voor solopiano, duurde het ongeveer 6 jaar om het te voltooien. Op voorstel van pianist Ricardo Viñes herwerkte Falla het materiaal uiteindelijk tot een groots werk voor piano en orkest in drie delen, die elk een andere tuin 'beschrijven'. Hoewel de pianopartij uitgebreid en welsprekend is, is deze zelden dominant en is het karakter van het stuk zelf zeer beschrijvend. De première vond plaats in april 1916 in het Teatro Real in Madrid, met het Madrid Symphonic Orchestra onder leiding van Enrique Fernández Arbós en José Cubiles als pianosolist. Het werk verscheen voor het eerst in druk in 1922 in Parijs in een versie voor twee piano's, en het jaar daarop in zijn volledige orkestvorm. De volledige partituur bevat piano, 3 fluiten, piccolo, 2 hobo's, Engelse hoorn, twee klarinetten, 2 fagotten, 4 hoorns, 2 trompetten, 3 trombones, tuba, pauken, cimbalen, triangel, celesta, harp en strijkers. Een standaard optreden duurt ongeveer 22 tot 26 minuten.
